Feed on
Posts
Comments

Web

Computerhoek zolder

Al maanden zeurde ik tegen mijn vader, die sinds een jaar een goede computer had aan geschaft, dat hij een e-mail moest nemen. Kon hij met mij in Zuid Frankrijk mailen. En met z’n broer Jan in Amerika.

Brieven schrijven past niet meer in mijn dagelijks leven. Of dat nou komt door de enveloppe, de postzegel of de tijd dat je een antwoord kan verwachten.

Gek hoe sommige dingen veranderen. Soms is er nog wel eens de nostalgie van het hopen op post. Een verrassing in de brievenbus. Een kennis, een vriend van vroeger. Een enveloppe zonder afzender op de buiten kant; bekend handschrift……. raden. Postzegel uit dat of dat land : dan kan het alleen maar die en die zijn! En dan lezen. Het gevleide gevoel dat iemand een week of zo geleden, zin had gehad er voor te gaan zitten om aan mij te schrijven! Brieven waren als een bekentenis: “ik moest aan je denken en schrijf je dus”. Wellicht komt dat schrijven eens weer terug.

Ik probeerde ooit met een Hollandse vriend in Finland een regelmatige correspondentie op te zetten per fax. We dachten dat het interessant zou kunnen zijn reacties uit te wisselen vanuit twee totaal verschillende landen, naar aanleiding van het dagelijkse wereldgebeuren. Of over voor ons actuele onderwerpen. Ik haakte al heel snel af. Vond er de tijd niet voor. Het paste niet in mijn dagelijks leven.

Tegenwoordig schrijf ik vrijwel nooit meer met een pen. Alleen soms een betaalcheque als ik niet met m’n creditcard kan voldoen. Verder zijn de enige met de hand geschreven aantekeningen die in m’n notitieschrift. Voor m’n werk. Dat zijn notities die ik tijdens vergaderingen of besprekingen maak. Af en toe komt daar ook een “overpeinzing” of verhaal tussen. Als ik in een vliegtuig de zon over de wolken zie schijnen, op een vliegveld uren naar mensen zit te kijken, of in een hotel of bar het moment tastbaar genoeg acht om er over te durven schrijven.

Die met de hand geschreven epistels worden soms verrassingen als ik ze weer lees en er tevreden over ben. Maar meestal geven ze me het zelfde onbehagelijke gevoel als bij het wakker worden naast een vreemde kerel met een gat in je geheugen, en een spijker in je kop.

Mijn vader schreef nooit. Zelden een voetnoot onder de brieven van zijn vrouw. Later zwakte ook dat af, en werd de telefoon op de zelfde manier gehanteerd. Wij vrouwen ouwehoerden; hij luisterde mee. Of hij begon of eindigde, verdween om een sigaret op te steken, een borrel te halen, een asbak.

De laatste tijd veranderde dat een beetje. Ik belde vaker. Hij nam al tijden op zo als de Fransen dat doen. “Halo?”. Niks geen “met Meneer…..” en z’n achternaam er bij. Vroeger wel, met alleen kort z’n achternaam.

De laatste jaren knipte hij ook z’n naam en adres uit al zijn post, voor die weg te gooien . Hij wilde niet dat die gegevens over ‘s Neerlands vuilnisbelten zouden slingeren.

Op zijn “halo” door de telefoon, antwoordde ik steevast: “-met mij”, op de toon van de dame in die reclame over de belasting. Vonden we leuk.

Dan hadden we het over koetjes en kalfjes. Vaak over de computer, nu hij mij niet meer beschouwde als “een trut die alleen een beetje op de tekstverwerker kan typen”. Ik zeurde regelmatig over  z’n e-mail.

Voor mij was dat gewoon een brievenbusje openen bij de provider met het beste aanbod, met daar bij de leuke bijkomstigheid een deurtje te krijgen met toegang tot het W.W.W.

Voor mijn vader was het anders. Met zo’n e-mail werd zijn plek in Nederland onlosmakelijk verbonden met de rest van de wereld. Elke keer als hij die deur open zou doen om wat rond te neuzen, kon hij nog zo hard alleen maar “halo” roepen, het zou niets baten tegen de miljoenen potentiële stiekemerds die door zijn deur naar binnen zouden kunnen glippen om in zijn personal computer te komen neuzen.

En dan, welke provider, welke kabels, snoeren?

In november toen ik met mijn computerfreak kompaan kwam logeren, ging de kogel door de kerk. Het geouwehoer was ergens goed voor. De contouren van het web werden iets concreter. En veiligheid kon in gebouwd worden.

Z’n adres met apenstaart werd een geintje voor insiders, waar niemand op kon komen, maar waarvan iedereen die hem kende zou weten dat hij het was.

4 dagen na oud en nieuw kwam ik weer in Nederland  voor m’n werk. en zagen mijn vader en ik elkaar weer. Als of ik in Bunnik woonde. We vonden het leuk  elkaar zo vaak te zien die laatste tijd.

Het werd de vuurdoop van de nu eindelijk aangesloten e-mail . M’n kompaan, dit keer thuis in Frankrijk gebleven, stuurde de eerste mail.

Ik bracht de namiddagen en avonden dat ik niet werkte met mijn vader achter de computer door. Kijken hoe het moest. Het enge van de ingebouwde modem die niet klik deed bij het “ophangen”. Oppassen dat je niet dagen on-line blijft. Kon je goud kosten. Kranten artikelen over mensen die verslaafd werden. Flauwe kul. Moest ie maar naar mij kijken. Ik was nog wel zo’n gewone trut!

Na een kleine week ging ik weg.

Minder ver dan voor heen! We konden immers mailen.

Dat weg gaan was lichter en luchtiger dan anders. Wat minder “misschien de laatste keer”. De olieboer kwam met een grote tankwagen het pad op rijden op het moment dat ik vertrok. Het zoenen en zwaaien werd er rommelig door. Er was werk aan de winkel. De tankauto manoeuvreerde onder leiding van mijn vader. Ik zag hem door m’n achteruitkijkspiegeltje zwaaiend achter de tank verdwijnen.

Thuis gekomen ging het leven 14 dagen door. Er werd gemaild, maar nog niet door m’n vader. Zoals met de brieven, werden de epistels door z’n vrouw getypt. We hadden elkaar weer van alles te vertellen, en lichtten vol verwachting onze bussen.

En ik, ik dacht dat later, over een poosje, m’n vader en ik per e-mail een goed gesprek zouden kunnen beginnen. Utopisch, maar hoop doet leven.

14 dagen later ging er voorgoed iets mis. We konden nog zo ver onze webdeuren open zetten, ons holle “hallo” echode weg in het niets.

Hoe kom je van WWW op UWW?

Wie kent die link?

Sanary, 13 april 1998


Leave a Reply