“Kijk”, zei de scio-etnoloog op de Franse radio. “Kijk, de wereld, de mensheid, verlaat momenteel het economisch tijdperk voor het ecologisch tijdperk”.
Ik lag nog in bed op de vroege zondag ochtend, en had tijd tot nadenken, mijmeren.
Na de uitspraak van de huppeldepup-loog, dacht ik met een sprongetje: “zou het dan echt waar wezen?” En: “gaat dat dan nog lukken?” De man sprak overtuigend.
De zusenzo-loog ging verder: “We moeten edelmoedig worden. Alles hangt af van ons vermogen voortaan edelmoedig te zijn”.
Zowel het sprankje hoop als het plukje blijheid van twee tellen eerder dropen af in de duistere plooien van mijn voeteneind.
Al eerder had een dergelijk betoog mij een heimelijk maar uiterst kort hoopje bezorgd. Het sleutel woord was toen “altruïsme”. Als de mensheid nog een klein kansje wilde maken op toekomst, zou onbaatzuchtigheid de enige weg zijn.
Dat de wereld veranderd staat voor mij als een paal boven water. Dat het zo niet verder kan, ook. De wereldeconomie draait op verpakte lucht, virtuele vermogens en denkbeeldige beginselen die dan in short time vaart in het echt de boel verstieren. Cijfers spreken de waarheid en zo niet dan wordt er voor gezorgd dat het zo lijkt. Jield en Bench bezorgen ons slapeloze nachten. Waar vroeger de daad de werkelijkheid stuurde, schuift nu een vage intentie de wereld met een kluitje in het riet van crises en drijfzand. We zijn weer terug in de oertijd, waar schimmen en trollen ons naar de verdoemenis helpen. Waar onbevattelijke fenomenen ons van honger en angst doen beven. Waar dappere helden vechten tegen monsters en de bierkaai.
Intussen heb ik mijn lakens maar gewassen. Ze hangen bol te bleken in de oostenwind. Schoon en droog op de zondagavond schuif ik er dan tussen, aan de rand van een volle werkweek. Zal proberen mijn collegae altruïstisch te benaderen, geen lucht te bakken en niets te doen wat niet goed is voor de ander. Altruïsme? Als het helpt doe ik er morgen aan mee. Steek de hand graag uit. Temeer als het gaat om ecologie, en het redden der mensheid.